Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee of meer personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins (artikel 3, lid 3, Wet Werk en Bijstand). Uitgesloten wordt een bloedverwant van de 1e graad van de Erfpachter tot de leeftijd van zevenentwintig (27) jaar.